Bätz-orgels

Orgels van de orgelbouwers Bätz

1764 – Hoorn, Oosterkerk
1765 – Tilburg, Hervormde Kerk
1768 – Woerden, Petruskerk

Het orgel van Johann Heinrich Hartmann Bätz (1768) in Woerden

Pas in 1766 kreeg de Utrechtse orgelbouwer J.H.H. Bätz (1709-1770) de opdracht om een nieuw orgel te bouwen. Dit instrument werd op 5 mei 1768 in gebruik genomen. Johann Heinrich Hartmann Bätz werd geboren in 1709 in Frankenroda in Saksen. Hoewel er niets over bekend is, is het zeer goed mogelijk dat hij Johann Sebastian zelf heeft horen spelen. Wellicht heeft hij hem zelf ook ontmoet. Hij bracht de eerste 24 jaar van zijn leven immers gelijktijdig met Bach in dezelfde streek door. In 1733 vestigde hij zich in Nederland. Eerst was hij meesterknecht van Christian Müller. In die periode heeft hij meegewerkt aan de bouw van het beroemde Müller-orgel in de Sint Bavokerk te Haarlem. Vanaf 1739 was hij zelfstandig orgelbouwer te Utrecht. De eerste tijd verzorgde hij voornamelijk het onderhoud van diverse orgels, zoals het orgel van de Domkerk, Jacobikerk en Nicolaïkerk te Utrecht. Hij bouwde zestien orgels. Twaalf van deze instrumenten bleven min of meer in de originele staat bewaard.
Onder het Rugwerk van het J.H.H. Bätz-orgel is, in een prachtig gesneden cartouche, de volgende Latijnse tekst aangebracht:

Duobus organis quibus ornatum antea hoc templum erat hostilli igne combustis ao MDCLXXII novum organum construi decreverunt et locaverund nibblissimi hujus urbis magistratus ao MDCCLVI cujus operis fabricatio sub amplissimorum consulum auspici coepta ao MDCCLXVII et consummata fuit MDCCLXVIII

Nadat de beide orgels waarmee deze kerk eertijds versierd was in 1672 door vijandelijk vuur waren verbrand, hebben de Edele Magistraten van deze stad in 1766 besloten een nieuw orgel te bouwen en te plaatsen. De vervaardiging van het werk is onder toezicht van deskundigen in 1767 begonnen en voltooid in 1768.

We zien aan dit instrument veel uitbundig snij- en beeldhouwwerk in rococo-stijl, gemaakt door de beeldsnijder Johannes Schaddé uit Leiden. Op de borstwering zijn meerdere muziekinstrumenten aangebracht, aan de linkerzijde een gitaar, aan de rechterzijde een viool. De middentoren van het hoofdwerk wordt bekroond met een beeld van de harpspelende Koning David, op het rugwerk zien we het stadswapen van Woerden. Op de overige torens staan musicerende putti.
Het orgel in Woerden is het laatste instrument van J.H.H. Bätz dat bewaard is gebleven. Bätz overleed op 13 december 1770, kort na de voltooiing van het orgel in de Sint Lievensmonsterkerk te Zierikzee, een week voor de ingebruikname op 20 december 1770. Het orgel had 56 sprekende registers, met in totaal 3108 orgelpijpen.

Lijst met orgels van de orgelbouwers Bätz en de firma Bätz-Witte

Orgels van Johann Heinrich Hartmann Bätz

1750 – IJsselstein, Hervormde Kerk (door brand verwoest in 1911)
1750 – Mijnsheerenland, Hervormde Kerk (gebouwd voor Heusden, Hervormde Kerk)
1755 – Benschop, Hervormde Kerk
1756 – Vianen, Waalse Kerk (in 1823 overgeplaatst naar Beesd, Hervormde Kerk. Daar geplaatst in nieuwe kas. Pijpwerk later verdwenen).
1758 – Schalkwijk, Sint Michaëlskerk (gebouwd voor Oosterhout, Hervormde Kerk)
1761 – Gorinchem, Janskerk (in 1853 uitgebreid en van een nieuwe kas voorzien door Witte)
1762 – Den Haag, Ev.-Lutherse Kerk
1764 – Hoorn, Oosterkerk (in 1871 bouwde Witte een nieuw orgel in de bestaande kas)
1765 – Katwijk aan Zee, Vredeskerk (gebouwd voor Utrecht, Doopsgezinde Kerk)
1765 – Tilburg, Hervormde Kerk
1766 – Amersfoort, Ev.-Lutherse Kerk
1766 – Stompwijk, Rooms Katholieke Kerk (in 1866 vervangen door een ander orgel)
1766 – De Pollen, Hervormde Kerk (gebouwd als kabinetorgel voor I.J. Faber van Riemsdijk te Utrecht)
1766 – Oene, Hervormde Kerk (gebouwd voor Utrecht, RK Schuilkerk)
1768 – Woerden, Petruskerk 
1770 – Zierikzee, Grote of Sint Lievens Monsterkerk (kerk en orgel door brand verwoest in 1832)

Tweede generatie

1777 – Purmerend, Koepelkerk

Vanaf het overlijden van J.H.H. Bätz wordt het bedrijf voortgezet door zijn zonen Gideon Thomas, Christoffel en vanaf 1818 ook Johann Martin Willem Bätz (zoon van Christoffel).

1773 – Oostvoorne, Hervormde Kerk (gebouwd voor de Doopsgezinde Kerk te Haarlem)
1774 – Slootdijk bij Loenen, Rooms Katholieke Kerk (orgel verdwenen na 1850)
1777 – Purmerend, Koepelkerk (kabinetorgel, in 1816 te Beverwijk geplaatst)
1779 – Heukelum, Hervormde Kerk
1780 – Renswoude, RK Kerk (vervangen in 1873
1780 – Haarlem, Ev.-Lutherse Kerk (vervangen in 1882)
1780 – Laren, Rooms Katholieke Kerk (later verdwenen)
1782 – Enkhuizen, Ev.-Lutherse Kerk
1782 – ‘s-Gravenpolder, Hervormde Kerk (gebouwd voor de RK Kerk te Mijdrecht)
1785 – Medemblik, Bonifaciuskerk (nieuw rugwerk bij het Pieter Bakker-orgel)
1787 – Breukelen, Hervormde Kerk
1787 – Loenen aan de Vecht, Hervormde Kerk (door brand verwoest in 1945)
1796 – Utrecht, Domkerk (koororgel, aanvankelijk geplaatst in een kasteel in De Steeg)
1804 – Werkhoven, RK Kerk (vervangen in 1939)
1809 – Edam, Ev.-Lutherse Kerk
1812 – Vleuten, Torenpleinkerk (gebouwd voor de Remonstrantse Kerk te Utrecht)
1816 – Ermelo, Hervormde Kerk (in kas van Reichner, uit 1806)
1819 – Amersfoort, St. Franciscus Xaverius

Derde generatie

Na het overlijden van Gideon Thomas in 1820, zetten zijn neven Johann Martin Willem en Jonathan, het bedrijf voort. Aanvankelijk samen, vanaf 1831 gaan de broers uiteen en geeft Jonathan leiding aan het bedrijf.

1821 – Nieuwenhoorn, Hervormde Kerk
1823 – Weesp, Hervormde Kerk
1824 – ‘s-Graveland, Hervormde Kerk
1827 – Harderwijk, Grote Kerk
1830 – Amsterdam, Ronde Lutherse Kerk
1831 – ‘s-Hertogenbosch, Hervormde Kerk
1831 – Utrecht, Domkerk
1835 – Paramaribo, Maarten Lutherkerk
1838 – Krommenie, Hervormde Kerk
1840 – Delft, Nieuwe Kerk
1842 – ‘s-Gravenhage, Gotische Zaal
1842 – Mijdrecht, Hervormde Kerk
1843 – Amsterdam, Amstelkerk
1843 – Djakarta, Indonesië (Java), Immanuëlkerk
1843 – Zeist, Oude Kerk
1846 – Woerden, Lutherse Kerk

Vierde generatie

1864 – Purmerend, Koepelkerk

Vanaf 1849 wordt het bedrijf voortgezet door Christian Gottlieb Friedrich Witte (1802-1873), we kunnen deze periode beschouwen als de “vierde generatie” van de firma Bätz.

1852 – Buren, Hervormde Kerk
1853 – Gorinchem, Grote Kerk (met veel pijpwerk van J.H.H. Bätz uit 1761)
1854 – De Rijp, Hervormde Kerk
1854 – Leerdam, Hervormde Kerk
1854 – Tiel, Hervormde Kerk
1855 – Rotterdam Delfshaven, Oude Kerk
1857 – Delft, Oude Kerk
1858 – Beusichem, Hervormde Kerk
1858 – Driebergen, Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt (kreeg in 1929 een nieuwe kas)
1858 – Puttershoek, Hervormde Kerk
1859 – Ophermert, Hervormde Kerk
1860 – Bunschoten, Hervormde Kerk
1860 – Putten, Hervormde Kerk
1861 – Culemborg, RK St. Barbarakerk
1861 – Utrecht, Janskerk
1862 – Amerongen, Andrieskerk
1862 – Naarden, Grote Kerk
1864 – Purmerend, Koepelkerk (koororgel)
1864 – Rijsoord, Hervormde Kerk
1866 – Kapelle, Hervormde Kerk
1866 – Schiedam, Oud Katholieke Kerk
1868 – Winschoten, Hervormde Kerk
1869 – Delft, Waalse Kerk
1870 – Utrecht, Doopsgezinde Kerk
1872 – Beemte, Wilhelminakerk (gebouwd voor de Hervormde Westerkerk te Rotterdam)
1872 – IJzendijke, Hervormde Kerk
1872 – Jaarsveld, Hervormde Kerk

Vijfde generatie

1902 – Harmelen, Hervormde Kerk

Vanaf 1873 wordt het bedrijf voortgezet door Johann Frederik Witte (1840-1902). Het laatste orgel van deze “vijfde generatie” Bätz-orgels bevindt zich in de Hervormde Kerk te Harmelen.

1873 – Doorn, Hervormde Kerk
1873 – Hilversum, Oud-Katholieke Kerk St. Vitus
1874 – Geervliet, Hervormde Kerk
1874 – Wateringen, Hervormde Kerk (later geplaatst in een andere kas)
1875 – Hardinxveld-Giessendam, Hervormde Kerk
1875 – Rijswijk (Gelderland), Hervormde Kerk
1877 – Zeist, Evangelische Broedergemeente (kleine zaal)
1878 – Voorthuizen, Hervormde Kerk
1879 – Doornspijk, Christelijk Gereformeerde Kerk
1879 – Voorburg, Oude Kerk
1880 – Utrecht, Ev.-Lutherse Kerk
1883 – Utrecht, Buurkerk
1883 – Zeist, Evangelische Broedergemeente (kerkzaal)
1884 – Kockengen, Hervormde Kerk
1886 – Amsterdam, Oude Lutherse Kerk aan het Spui
1887 – Amsterdam, Onze Lieve Vrouw van de Vrede
1888 – Maasland, Hervormde Kerk (gebouwd voor de Nicolaïkerk te Utrecht, kreeg in 1957 een nieuwe kas)
1890 – Utrecht, Café Olivier (voormalige Oud-Katholieke Kerk Maria Minor)
1892 – West-Terschelling, Hervormde Kerk
1894 – Asperen, Hervormde kerk (gebouwd voor de Noorderkerk te Rotterdam)
1896 – Apeldoorn, Grote Kerk
1897 – Boskoop, Hervormde Kerk
1900 – Culemborg, Oud Katholieke Kerk St. Barbara en Antonius
1901 – Haarlem, Remonstrantse Kerk
1902 – Harmelen, Hervormde Kerk (voltooid door de firma Maarschalkerweerd)