De Sint Janskerk in de dorpskern van Linschoten was zaterdagavond 7 juni plaats van samenkomst van een groot aantal concertbezoekers. Zij kwamen bijeen om te genieten van het orgelspel van Gijsbert Lekkerkerker. Het is erg verheugend wanneer een criticus kan schrijven dat de concertbezoekers inderdaad écht hebben kunnen genieten van het gebodene. Dat betekent namelijk, dat het concert een goed concert is geweest. Bovendien houdt dat in, dat een avond door velen goed werd besteed. De luisteraar moet weten dat een goede muzikale voordracht van groter belang is, dan een volledig foutloze weergave van het door de componist gegeven notenmateriaal. Een goed concert vereist allereerst een goede programmakeuze. Een weloverwogen opbouw van het programma is van groot belang: er dient voldoende afwisseling te zijn in de uit te voeren werken, terwijl deze in een logische volgorde gebracht dient te worden. Op kundige wijze opende Gijsbert Lekkerkerker zijn programma met de drie variaties over Psalm 36 van de rond 1600 in Amsterdam werkzame organist Jan Pieterszoon Sweelinck. Dit werk wist hij te interpreteren op een wijze, die zeer goed in overeenstemming was met de huidige opvattingen over de uitvoeringswijze van orgelmuziek uit die periode. De melodie was gedurende het gehele werk erg goed te volgen: iedere zin werd goed voorbereid, zodat de bedoeling van de componist overal helder overkwam. Doordat Gijsbert Lekkerkerker op de juiste plaatsen goed articuleerde, was ook het verloop van de andere stemmen duidelijk te verstaan. Naar eigen smaak voegde de organist versieringen toe, zoals dat in de zeventiende eeuw gebruikelijk was. Van de Noord-Duitse orgelmeester Samuel Scheidt, een leerling van Sweelinck, voerde Lekkerkerker vervolgens een werk uit, waarin echo-effecten voorkwamen. Het toepassen van deze echo’s kunnen we beschouwen als één van de kenmerken van de Noord-Duitse orgelschool, waartoe we Scheidt en zijn tijdgenoten rekenen. Bij het beluisteren van een dergelijk werk moeten we bedenken, dat een goede akoestiek van de kerkruimte eigenlijk een vereiste is. Het zacht gespeelde fragment doemt dan op uit de nagalm van het ervoor gespeelde, sterke fragment. Deze nagalm noem ik als het enige, dat ontbrak aan de uitvoering van het werk, dat overigens zeer stijlvol en toch ook heel mooi werd voorgedragen. Het Praeludium en Fuga in D, van de een halve eeuw later, eveneens in het noorden van Duitsland werkzame organist Dietrich Buxtehude, ging vooraf aan een tweetal composities uit diezelfde tijd van een Zuid-Duitse organist. Na een aantal Duitse composities uitgevoerd te hebben, koos Lekkerkerker voor een drietal werken afkomstig uit andere landen. Het driedelige concert voor twee violen en orkest in a van de Italiaanse componist Antonio Vivaldi werd door de onovertroffen Johann Sebastian Bach voor orgel bewerkt. Hij deed dat uit bewondering voor de Italiaanse meester, wiens concerten hij gaarne zelf op orgel wilde spelen. De beide hoekdelen (allegro) werden in een buitengewoon opgewekt tempo uitgevoerd. Teneinde een scherpe tegenstelling in tempo te verkrijgen, speelde Gijsbert Lekkerkerker het middendeel (adagio) uiterst rustig en beheerst. Een korte, speelse Voluntary in G van John Stanley vormde het Engelse aandeel in het concert, waarna Lekkerkerker als laatste compositie een Frans werk vertolkte: de weergaloze Prélude, Fugue et Variation (uit 1862) van de grote Franse componist César Franck. Terwijl voor dit werk eigenlijk een Frans romantisch orgeltype nodig is, kwam het toch zeer goed tot zijn recht op het kleine, maar mooie instrument van de Hervormde Kerk van Linschoten. Ds. Olie had vóór het concert al een moment op de preekstoel gestaan, om aan luisteraars via de kerktelefoon het programma voor te lezen. Na het laatste programmapunt beklom ds. Olie de kansel wederom, ditmaal om een thema op te geven voor een afsluitende improvisatie. Hij vroeg Lekkerkerker te improviseren over de melodie van Psalm 119. Daarop konden we genieten van een uitermate boeiende improvisatie: het thema kwam in verschillende liggingen tot uiting. Ritmisch en harmonisch stuwde de organist de luisteraar voort tot een groots slot. Samenvattend mag gezegd worden dat het een goed concert is geweest. Gijsbert Lekkerkerker heeft zich wederom een bekwaam vakman getoond. – [Ad van Pelt – 12-6-1980]