Tijdens de jaarlijkse concertavond van het Woerdens Mannenkoor, op 9 oktober 1982 in de Bonaventurakerk, waren velen getuige van een unieke muzikale gebeurtenis. Het Woerdens Mannenkoor (WMK), maar vooral ook het Utrechts Byzantijns Koor (UBK), liet een diepe indruk achter op alle bezoekers. Het WMK begon met het motet “Ecce quomodo moritur” van de 16e eeuwse componist Jacobus Handl. Deze Praagse koordirigent maakte ruim 500 koorwerken in de polyfone stijl van zijn tijd. Dit stuk was één van zijn meesterwerken. Niemand minder dan G.F. Händel had er veel bewondering voor. Het WMK zong het, samen met het romantische “Beati mortui” van Mendelssohn, ter nagedachtenis aan allen die in het afgelopen jaar kwamen te overlijden. Dirigent Frans Tetteroo liet het koor deze beide stukken op een eerbiedige wijze zingen. Koorlid G.J.M. Schwartze was als bas-solist te horen in het prachtige “Arie und Chor der Priester” uit de “Zauberflöte” van Mozart. Een knappe prestatie. Vervolgens stond een aantal werken van Schubert op het programma. Vooral het “Schlussgesang” uit de “Deutsche Messe” werd goed zuiver gezongen. Pianist Dik Hueting begeleidde het WMK zeer verdienstelijk. Het UBK was gekleed in prachtige, kleurrijke kostuums (rood, wit en blauw). Het koor, dat bestaat uit bijna 50 Nederlanders, werd opgericht in 1951 en stond toen reeds onder leiding van Dr. M. Antonowycz. Het Utrechtse koor begon met een aantal liturgische liederen in de Kerk-Slavische taal. Allereerst een werk van D. Bortnianski. De inzet was overrompelend. Het koor weet gebruik te maken van grote tegenstellingen. Het kan zeer sterk klinken, maar ook heel subtiel. Zeer laag, maar ook zeer hoog. Dirigent Antonowycz kent zijn koor tot in de finesses: hij maakt gebruik van alle mogelijke effecten. Bortnianski, die ook opera’s in Italiaanse stijl componeerde, verkreeg grote bekendheid door zijn vocale Russische kerkmuziek. Zijn composities worden nog heden ten dage in Oost-Europa regelmatig uitgevoerd. Heel beroemd werd vooral zijn “Cherubijnenzang”. Daaruit hoorden we een prachtig gedeelte. Diverse leden van het UBK traden achtereenvolgens als solist op. Daardoor hoorden we telkens uit een andere hoek een andere stem met een ander timbre. Steeds bleek daarbij, dat de individuele stemmen op de juiste manier werden gebruikt. Goede ademsteun en resonans gaf iedere stem draagkracht mee. In het gebed “Oj zysla zorja” (Bescherm ons klooster) van de in 1921 vermoorde koordirigent Leontowycz hoorden we dat het UBK heel zacht kan klinken. Boven een gedeelte waarin het koor neuriede, zong een solist een aangrijpende cantilene. In de melodiek kwamen typisch Oosterse versieringen voor. In “Lirnyky” (over de Laatste Oordeelsdag) klonk het UBK heel diep en sonoor. Even later toch ook jubelend en schallend. Na de pauze zong het UBK een aantal Oekraïense volksliederen. Een prachtig nummer was onder meer “Hulaly” over het graf van een jonge soldaat en zijn meisje. In “Karpaty” hoorden we een jubelende tenor-solo. “Hey Bratja” van Anatolski was heel afwisselend en melodieus. Het stuk werd enthousiast besloten met een uitroep! Tot slot van de avond zong het WMK ook nog een aantal prachtige, sfeervolle liederen. Het koorlid W.J. de Widt zong een uitstekende solo-partij in “Landerkennung” (opus 31) van Edvard Grieg. Een Negro-spiritual en enkele Vlaamse volksliederen van Emiel Hullebroeck (o.a. Tinneke van Heulen) gingen nog vooraf aan het zeer bekende “Domine salvam fac!”, een bede voor onze koningin. De beide dirigenten ontvingen aan het einde van de avond als blijk van waardering ieder een echte Woerdense kaas. Deze werd hen overhandigd door voorzitter J. van Geel. Beide koren besloten hun optreden met een toegift. Het WMK leverde hiermee in het vrolijke “Aus der Traube, in der Tonne” een uitstekende prestatie. Dirigent Tetteroo weet zijn enthousiasme op de leden over te brengen. Het koor is groot genoeg, maar nieuwe leden zijn altijd welkom. U bent van harte welkom op dinsdagavond tussen 20.00 en 22.00 uur in de Emmaschool. – [Ad van Pelt – 14-10-1982]